Dienblad Nr. 3

Inleiding – Otto Kroesen

In de tijd van de post-christmas dip komt de liturgische functie van het Dienblad nadrukkelijker naar voren. Verzadigd met lofgezang en kerkdiensten trotseert een ieder weer kou en regen en gaat aan het werk. De winter had al voorbij moeten zijn, maar is dat niet. De tram zit vol, de kerkbanken zijn voorlopig weer wat leger.

Toch moeten wij de dagelijkse drukte en stampij zien waar te nemen vanuit een hoger perspectief, want anders gaan we met het hoofd naar de grond lopen. De bijdragen in dit Dienblad dragen bij aan dat grotere perspectief midden in de arbeid.

De redactie heeft zelf ook weer iets meer orde op zaken gesteld en zelfs een planning gemaakt. In de volgende tabel ziet u de deadline voor het inleveren van kopij, redactievergaderingen en verschijningsdatum.

DeadlineRedactievergaderingVerschijnen
5 maart8 maart15 maart
9 april12 april19 april
7 mei10 mei17 mei
4 juni7 juni14 juni
3 september6 september13 september
8 oktober11 oktober18 oktober
5 november8 november15 november
10 december13 december20 december

1.Pannenkoekenbakkers gevraagd – Ria Breugem

Goedgemutste vrijwilligers vanuit de Kerk aan het Noordeinde (onder meer) hebben acte de présence gegeven in huize Philadelphia.

2. Motiv on Campus: “Where is the love?” – De lijdensweg van het afstuderen – Hans van Drongelen

De rubriek Motiv on Campus houdt ons op de hoogte van de werkzaamheden van MoTiv aan de TU Delft. Telkens vertelt een van de werkers in het veld iets over vorm, inhoud en doel van deze Motiv-presentie aan de TU Delft. Deze keer is Hans van Drongelen aan het woord over afstudeer-motivatie.

3. Jessehof – Luitgard Verbiest

De Jessehof biedt een huiskamer met koffie, aandacht, maaltijden, ontmoeting. Bestuur en vrijwilligers en werkers zetten zich in om dit werk gaande te houden.

4. Zintuigen in de kerk 2 – Mechteld van Doorninck

De taal heeft vaak meer wijsheid dan de mensen die van haar gebruik maken. Daar waar onze lichamelijkheid het meest gevoelig is spreken wij van “zin-tuigen”. Mechteld legt uit hoe onze tuigen samenhangen met zin.

5. Palestijns entrepreneurship – Otto Kroesen

Een rondreis van Palestijnse docenten langs Nederlandse centra voor onderwijs in ondernemerschap is ook een ontmoeting tussen twee culturen. De opbouw van een ondernemende samenleving is een uitdaging in de Palestijnse bezette gebieden. Otto geeft daar op ook een historisch perspectief.

1. Pannenkoekenbakkers gevraagd                                                               

Ria Breugem

Via Stichting Present, presenteerden wij ons met vier KahN-ers in huize Philadelphia: een woongroep voor 24 volwassenen met een verstandelijke beperking. Henriëtte, Edon, Hans en ik werden verwelkomd met thee. En ja ze wilden ook wel spelletjes doen. Henriëtte had zich al snel op de sjoelbak gestort en er was ook veel animo voor het spel Rummikub. Meedoen is één ding, maar iemand begeleiden bij het spel is nog weer een andere tak van sport.

Ik probeerde iemand die met het hoofd op de armen lag, te verleiden tot een spelletje Mens-erger-je-niet. Dat dat lukte was redelijk bijzonder volgens de begeleiding. Onbekend met vermogen en onvermogen van de bewoners maakten we er het beste van.

Daarna het uur U; we moesten de keuken in, alwaar 10 pakken mix, 30 eieren en liters melk tot pannenkoeken moesten worden omgevormd en wel liefst ook een stapel met spek en kaas. Hans bleek bedreven in het maken van een (klontervrij) beslag en Henriëtte bleek een meesterbakker. Edon werd ingewijd in de bakkunst en toverde een stapel naturel exemplaren tevoorschijn. Het werd echt een pannenkoekenfeestje waar iedereen van leek te smullen.

Aan tafel raakte ik in gesprek met een bewoonster die vertelde hoe zij in deze opvang terecht was gekomen. Hoe een kleine wending van het lot bepalend kan zijn voor de rest van je leven. Het trof me. Bewoners kunnen gewoon naar buiten en gaan en staan waar ze willen, maar vinden het ook ontzettend leuk als mensen van buiten een kijkje nemen bij hen.

Verder viel de goede sfeer op en de goedgemutstheid van de begeleiders. Zonder morren werd door de corveeploeg de rommel opgeruimd en gingen wij (een mooie ervaring rijker) weer huiswaarts.

2. Motiv on Campus

De rubriek Motiv on Campus houdt ons op de hoogte van de werkzaamheden van MoTiv aan de TU Delft. Telkens vertelt een van de werkers in het veld iets over vorm, inhoud en doel van de Motiv-presentie aan de TU Delft. Deze keer is Hans van Drongelen aan het woord over afstudeer-motivatie.

“Where is the love?”, – De lijdensweg van het afstuderen

Hans van Drongelen

De eerste afspraak is altijd de minst lastige. Dit is de eerste verkenning, een beetje aan de oppervlakte nog. De student heeft zich gemeld voor een serie gesprekken over een persoonlijke kwestie Wat is die kwestie? Nou, eerlijk gezegd, lukt het mij niet af te studeren. De achtergrond van de student in kwestie is na zo’n eerste gesprek goed te tekenen. Vroege jeugd, schoolcarrière, levensplannen, ouders, vrienden en vriendinnen, daar kunnen we wat mee. Met Tammy, een studente uit Boston, ging dat net zo. Een meisje uit een bemiddeld milieu, alle voorwaarden om de opvoeding tot een succes te maken in ruime mate voorradig. Sportcoach hier, gelauwerde muziekdocent daar, educatie op topniveau. Wiskundig talent en praktisch inzicht wijzen de weg naar een technische studie die na een succesvol begin aan een gerenommeerde universiteit in Boston de bekroning moet krijgen aan een Europese topopleiding, de Technische Universiteit Delft.

Maar dan lukt het Tammy opeens niet meer om af te studeren. Ik had over drie maanden klaar willen zijn, zegt ze, maar ik krijg niets op papier. Ik kan mij niet concentreren, wat ik ook doe. Mijn supervisoren zeggen dat het allemaal goed komt, ze helpen me er wel doorheen, maar ik heb de laatste bijeenkomsten met hen afgezegd. Waarom? Ik heb niet gedaan wat ik had moeten doen. Ik kon het niet.

De volgende keer gaan we erop door, we gaan op zoek naar details, ervaringen, gebeurtenissen die mogelijk haar leven nu bepalen. Het gesprek wordt minder vrijblijvend, ik ga vragen stellen. Dat is een beetje prikken. Maar ze begrijpt de bedoeling. Maar als ik haar vraag waar ze naar verlangt, waar ze naar uitziet, wat haar raakt, valt ze stil. Ze heeft geen doel, loopt nergens warm voor. Where is the love? Daar schrok ze van, van die vraag.

Studenten als Tammy begeleiden, een eindje met hen oplopen, in de hoop dat ze de bron waaruit ze kunnen putten weten te vinden, dat is mooi werk. Je bouwt een bijzondere relatie met iemand op maar die is, weet ik uit ervaring, uiterst kwetsbaar. Die kan opeens doorgeknipt worden als het gesprek moeilijk of veeleisend wordt. Tammy heeft zich na een paar uitnodigingen van mij niet meer gemeld. Natuurlijk ga ik het weer proberen haar aan de praat te krijgen, na een korte stop, dat wil wel eens helpen.

3. De Jessehof

Luitgard Verbiest

De redactie vroeg of ik iets over de Jessehof wilde schrijven. Dat doe ik graag omdat het zo’n mooi project is waar je niet vaak genoeg over kunt vertellen.

Sinds december zit ik in het bestuur van de Jessehof, ik ben door Anneke en Gerke daarvoor benaderd en ik volg Anneke op. Ik was al een beetje betrokken door het feit dat ik twee keer per jaar het koken van een maaltijd voor de bezoekers vanuit KahN coördineer.

Het bestuur van de Jessehof gaat niet over één nacht ijs om nieuwe bestuursleden aan te trekken! Na het schrijven van een motivatiebrief en het sturen van een cv, werd ik uitgenodigd voor gesprekken met de voorzitter en mensen van de Stichtingsraad.

De Jessehof is een inloophuis voor mensen die even op verhaal willen komen, een kop koffie willen drinken met anderen, gezelschap zoeken. Het wordt wel de huiskamer van Delft genoemd. Het is ruim 10 jaar geleden opgericht door de gezamenlijke kerken van Delft.   De bezoekers zijn over het algemeen kwetsbare mensen die alleenstaand zijn, soms met een ggz achtergrond. Iedereen is welkom, niks moet. De Jessehof is 5 keer per week open.

De  coronatijd heeft ook voor deze groep veel impact gehad, de Jessehof moest ook een poosje dicht.

Dit heeft er o.a. er toe geleid om een project weerbaarheid op te zetten voor de bezoekers. Met dit project wordt geprobeerd om deze groep greep te laten krijgen op hun eigen situatie, zodat hen niet alles “overkomt”.

Ook worden er huisbezoeken georganiseerd voor diegenen die niet naar de Jessehof willen of kunnen komen. Dat wordt door vrijwilligers gedaan. Er zijn zo’n 30 vrijwilligers werkzaam.

Deze tijd van dure energie en inflatie heeft natuurlijk ook zijn weerslag op de groep bezoekers. Dat heeft er toe geleid dat het bestuur fondsen heeft geworven om extra maaltijden te koken. 

Van 1 keer per maand naar 1 keer per week en ook nog 2 keer per week zelf gemaakte soep. Daar is veel behoefte aan, vaak is er onvoldoende geld om zelf een gezonde maaltijd te kunnen koken.

Daarbij is het ook belangrijk om beschikking te hebben over voldoende koks!

De Jessehof wordt betaald door diverse fondsen en ook bijdragen van de kerken. Daar moet het bestuur elk jaar opnieuw flink zijn best voor doen om die fondsen binnen te halen en verantwoording af te leggen. Wat wel zorgelijk is dat de bijdragen van de kerken teruglopen, dat was altijd een vast gegeven. De fondsen dragen weliswaar ruim bij, maar daarvan moet je natuurlijk altijd afwachten of dat gecontinueerd wordt.

De Jessehof is een bloeiende organisatie, waar ik graag mijn steentje aan bijdraag.

Er komen dagelijks zo’n 40 bezoekers, dus het voldoet zeker aan de behoefte van een flinke groep Delftenaren.

4. Zintuigen in de kerk 2

Mechteld van Doorninck

Over zintuigen in de kerk valt genoeg te zeggen. In onze gemeenschap hebben wij het geluk dat we bijvoorbeeld goede musici hebben die daarmee bijdragen aan de beleving van de woorden die tijdens de dienst worden verteld en uitgelegd.

Maar wij krijgen soms ook wel eens als kritiek dat het te ‘intellectueel’ is, teveel verstandelijk geredeneerd. Dat is misschien wel een beetje een Delftsch euvel. Of misschien zelfs een academisch issue, want in veel beroepsgroepen lijkt soms gevoel toelaten synoniem voor voor verminderde professionaliteit.

Als je empathisch bent, zo is de gedachtegang, kun je niet onbevooroordeeld werken. Hier liep ik als stagiair Geestelijke verzorging al tegenaan. Van een arts wordt verwacht dat hij/zij/x professioneel en zakelijk te werk gaat, en daar passen in het traditionele beeld geen emoties bij. Maar mensen zijn een vat vol emoties, en die zijn nu eenmaal lastig uit te schakelen. Maar het wordt wel van je verwacht.

Met als gevolg dat opgekropte gevoelens leiden tot emotionele uitputting en mogelijk zelfs een vorm van burnout.

Op de massagetafel krijg ik regelmatig te maken met mensen die erg ‘in hun hoofd’ blijven zitten. Zij kunnen soms moeilijk contact maken met hun lijf en hun emoties. Want als je gaat voelen, merk je dat niet alles maakbaar en meetbaar is. En dat is in de huidige maatschappij wel heel spannend.

Onze hedendaagse samenleving is steeds meer een rationele en intellectuele maatschappij geworden, en de bijbehorende kwaliteiten worden ook gestimuleerd en aangeleerd. Maar we dreigen de invloed van ons lichaam en onze emoties wel eens uit het oog te verliezen.

Het taboe op (de behoeften van) het lichaam in bijvoorbeeld sommige kerkelijke stromingen kan ook tot allerlei verstoorde verhoudingen leiden. Niet alleen kan gedacht worden aan misbruikzaken, maar ook bijvoorbeeld binnen relaties, wanneer aanraking niet ‘normaal’is.

Zo is het bijvoorbeeld in Reformatorische kringen nog steeds heel ongebruikelijk om op dansles te gaan. Dansen is iets zondigs, iets van het vlees en dat dient vermeden te worden. terwijl er zelfs in de Bijbel gedanst wordt, en wel door koning David (2 Samuel 6: 11-22). Ik heb dit zelf in de praktijk ervaren met meerdere danspartners bij het stijldansen. Ze zijn meer bezig met tellen en naar hun voeten kijken dan dat ze de hartslag van de muziek voelen en hun lichaam laten volgen. Overgave, ook in het klein, blijkt zo enorm lastig.

Binnen de mystieke stroming van de Islam, het soefisme, is absoluut plaats voor dans en daarmee voor overgave. De volgelingen van Mevlana uit Konya (de dansende derwisjen) dansen in cirkels om hun as, met de ene handpalm naar boven en de andere naar beneden. Door hun eigen lichaam in het centrum te plaatsen kunnen ze verbinding maken van boven naar beneden. In deze extatische dans vinden ze hun contact met het Hogere.

Ook in de vroegste tijden van de kerk werd het principe van ascese al gebezigd. Het onderdrukken van de lichamelijke behoeftes door bijvoorbeeld een tijd leven in afzondering of vasten, om daardoor dichter bij God te kunnen komen. Maar is het dan niet vreemd te noemen, dat God juist Zijn Zoon in vleesgeworden vorm naar de aarde stuurde? Een mens, met menselijke zwaktes misschien ook wel? 

Want ik kan me nauwelijks voorstellen dat een mens die zich zo met zondaars kan identificeren geen kennis heeft van wat hun zonden dan zouden zijn, of het nu gokken, prostitutie of belasting innen is.

Volgende keer ga ik door hun boeken met psychiater en therapeut Bessel van der Kolk en huisarts en traumadeskundige Gabor Maté op onderzoek naar de invloed van trauma op de door hen waargenomen ‘scheiding van lichaam en geest’.

5. Palestijns entrepreneurship

Otto Kroesen

Als een van mijn laatste klussen voor het Delfts Centrum voor Entrepreneurship heb ik een bezoek georganiseerd van negen docenten in entrepreneurship vanuit de bezette Palestijnse gebieden. Dat maakt deel uit van een project dat al was begonnen voor mijn pensionering. Wij hebben bezoeken gebracht bij verschillende universiteiten en hogescholen in Delft, Wageningen, den Bosch en Rotterdam. Hier geef ik een korte impressie. De problematiek is ook een voorbeeld van mijn zoeken naar de inspiratie achter ondernemerschap.

Westbank en Gaza-strip

Zowel op de Westbank als op de Gaza-strip brengt de Israëlische bezetting grote economische belemmeringen teweeg. Importeren en exporteren wordt tegengewerkt of tegengehouden (denk aan kunstmest waar je ook bommen van kunt maken). Als het conflict oplaait wordt altijd veel vernield. Vooral op de Gaza-strip leven veel mensen in armoede. Maar ook de eigen Palestijnse samenleving en overheid zorgen voor problemen. De overheid wil vooral controle houden over al die particuliere initiatieven in plaats van ze te stimuleren. De structuur van familie en grootfamilie is zo sterk dat je mensen van buiten de familie bovendien nooit zonder reserve kunt vertrouwen. Daar komt bij de gevoeligheid voor status en hiërarchie. Dat maakt dat er kansen blijven liggen die wel benut zouden kunnen worden. Veel kleine boeren zouden bijvoorbeeld geholpen zijn met een strategie van sectorale ontwikkeling. Maar dan moeten retailers en overheid samenwerken om het niveau van de landbouw op te krikken. Ook universiteiten leven veelal in hun eigen wereld en dat zorgt ervoor dat entrepreneurship-onderwijs vooral theoretisch is.

Triple helix in de praktijk

De bezoeken in Nederland lieten een hele andere praktijk zien. Bedrijven, onderwijsinstellingen, overheidsinstanties (= triple helix) werken veel meer samen (niet altijd, er is ook concurrentie) om productiedoelen en innovatie te bereiken. Dat was de voornaamste les bij alle bezoeken: Delft heeft bijvoorbeeld de incubator YES!Delft, waar de gemeente, bedrijven en de universiteit investeren in startende bedrijven. In Wageningen zijn onderzoeksgroepen ook werkzaam als consultancies. In den Bosch aan de HAS staan kassen naast de school, waarin studenten onderzoeksprojecten kunnen doen, gefinancierd (voor een deel) door bedrijven. Maar die bedrijven willen ook graag de afgestudeerden in hun gelederen opnemen. Samenwerking tussen bedrijven en overheid en universiteiten/hogescholen (triple helix genoemd) ligt eenvoudigweg veel gemakkelijker dan in Palestina. En dat is ook zo in vergelijking met de andere Arabische landen, of Afrika. Een week lang ben ik mee gereisd van stad naar stad onder leiding van een opgewekte chauffeur en eigenlijk was overal het verhaal en de praktijk hetzelfde. Dat heeft toch een andere werking dan wanneer een bezoeker in de Palestijnse gebieden de Nederlandse praktijk van triple helix probeert uit te leggen. En dat was ook de doelstelling van het bezoek.

Achtergrond

Hoe komt het dat die samenlevingscodes zo anders zijn? Er zijn verschillende redenen. Het is niet vanzelfsprekend iemand van buiten de familie in vertrouwen te nemen, vooral niet als het om geld gaat. Een andere factor is dat de overheid geen stimulerende maar eerder een controlerende rol speelt. Ook dat heeft een lange geschiedenis. Het is bijna een universele wet: hiërarchische samenlevingen houden niet van initiatieven van onderaf. Die moet je eigenlijk in toom houden. De sultan, de Romeinse keizer, of de Chinese keizer om het even, zij stonden nog wel gilden toe, maar streng gecontroleerd door de overheid, ook al in oude tijden. En die gilden van toen waren nagenoeg allemaal gebaseerd op het behoren bij dezelfde familie. Als een bepaalde clan bijvoorbeeld wist hoe ijzer gemaakt moest worden, dan hield men dat geheim. De Kenieten in de bijbel zijn daar ook een voorbeeld van. Pas vanaf de 20e eeuw zijn corporaties toegestaan in de Arabische landen. Het corporatieve recht heeft een oude traditie in Europa. In een naamloze vennootschap kennen mensen elkaar niet eens en toch investeren ze er samen in. Dat is een protestantse uitvinding, althans ontstaan op protestantse bodem. Er heerste en heerst nog steeds een soort anoniem vertrouwen in de samenleving. Je vertrouwt elkaar totdat het tegendeel blijkt. Maar dan moet je ook een overheid hebben die dat garandeert en dat betekent weer dat je moet zorgen dat niet een bepaalde familiekliek de controle krijgt over de overheid. Dat is nu nog een probleem in een aantal Afrikaanse landen.

Het verschil

Wat heeft dan het verschil gemaakt? Welnu, de eerste corporatie is eigenlijk de kerk, een lichaam (dat betekent het woord corporatie) waar je niet toe behoort omdat je familie bent. De gilden en de steden hebben dat organisatiemodel afgekeken. Samenwerking is in de kloosters geleerd en in de kerk ingeoefend en in de gilden en steden en later in verenigingen en vakbonden overgenomen. Vaak is daarbij het woord van Jezus geciteerd: dit zijn mijn vader en mijn moeder en mijn broeders en mijn zusters die de wil van mijn vader doen (Mattheus 12: 46-50). Ik wil daarmee niet zeggen dat alleen op christelijke bodem samenwerking bloeit, maar wel dat deze strategie van samenwerking ondanks alle praten over neoliberalisme een westerse erfenis is. Die staat nu model voor een ander soort samenleving wereldwijd. Vaak heeft het Westen dat zelf niet in de gaten, en verkondigt ze het tegendeel: als iedereen maar voor zichzelf gaat wordt de wereld voor ons allemaal vanzelf beter (liberalisme). Nogmaals, dat wil niet zeggen dat we ons in het Westen op de borst mogen slaan, want veelal hebben wij andere samenlevingen onthouden wat aan onze eigen samenleving vooruitgang heeft gebracht. Het is hoogst noodzakelijk dat veel samenlevingen het beentje bijtrekken. En, gezien het ik-tijdperk waarin we nog steeds verkeren, moet ik daaraan toevoegen: we hebben zelf ook betere tradities in huis dan in de neoliberale samenleving verkondigd (sic!) worden.